{informeren & kennis overdragen door Gerard Meurs}
Als je vooraf niet nadenkt, kun je niet beginnen met trainen. Begin je wel zonder na te denken, en daar zijn nogal wat voorbeelden van, dan bestaat er alle kans dat het geheel een mislukking wordt. Training geven op zich is meestal niet het probleem, het realiseren van de gewenste trainingseffecten helaas des te meer. Een lastige bijkomstigheid daarbij is dat de trainingseffecten pas op langere termijn aan het licht komen. Dat is dus afwachten ! Niet alle sporters kunnen dat even goed. Veel sporters trainen zonder vooraf goed over de situatie na te denken. Maar nog erger, véél trainers hebben die neiging ook. “Nadenken is tijdsverlies”, denkt men dan. Daar moeten we dan maar eens wat aan gaan doen.
Trainen met kennis van zaken en geduld, daar draait alles om. Alvorens met trainen te beginnen moet eerst het antwoord gegeven worden op een op zichzelf opgelegde vraag, welke prestatie bepalende factor wil ik trainen ? Wanneer de trainer het antwoord op deze vraag gegeven heeft, weet hij mogelijk wat hij wil en in welke mate de afzonderlijke bewegings- eigenschappen een plek in het trainingsproces zullen krijgen. Langdurige inspanningen zullen in de trainingen het accent vooral op het verbeteren van het uithoudingsvermogen leggen en veel trainen op het vergroten van de VO2-max en andere cardio-respiratoire adaptaties(aanpassingen van hart/longen) nastreven. Hij/zij traint dus veel en vaak de aërobe energieleverantie.
Kortdurende sportprestaties vragen niet zo zeer veel tijdsinvestering op energieverbetering, maar zijn veel meer gericht op het verbeteren van techniek en kracht. Bewegen op hoge snelheid vraagt o.a. veel coördinatie. Spelsporters en sporters die een middellang uithoudingsvermogen nodig hebben trainen een mix van bovenstaande. Enerzijds trainen zij op het verbeteren van specifieke energiesystemen (aërobe en anaërobe energieleverantie), anderzijds vanwege de hoge bewegingssnelheid, op kracht èn coördinatie.
Altijd hetzelfde trainen is dodelijk voor de geest. Dan ontstaat er trainingsmonotonie. Dàt gebeurt vaker dan we denken. Veel sporters trainen te eenzijdig en steeds weer hetzelfde. Trainingsachteruitgang ligt dan op de loer ! Variatie in training is dus een vereiste om optimale trainingseffecten te verkrijgen. Trainingen moeten uiteraard wel blijvend voldoen aan de eis van specificiteit.
Door het toedienen van belastingprikkels verstoor je het evenwicht in het lichaam van de sporter. We noemen dat: het verstoren van de homeostase. Het lichaam moet als het ware gebombardeerd worden met trainingsprikkels, wil er sprake zijn van trainingseffecten. Hoe dan ook: “no pain, no gain´.
Door rust of relatieve rust, zullen de eventuele beschadigde weefsels in het lichaam weer op krachten kunnen komen en dat herstel kan verwacht worden wanneer we de trainings-prikkel een korte tijd uitstellen. De beter getrainde sporters geven we dan een regeneratie- training, die het herstel kan stimuleren. Heeft de sporter de juiste inspanning geleverd en voldoende en juist gerust, dan bestaat er een grote kans op supercompensatie en is er een trainingseffect gerealiseerd.
Wanneer de trainingsbelasting en het herstel niet in balans zijn, blijft die gewenste supercompensatie uit en treedt een (tijdelijke) prestatieverlaging op. Een sporter die merkt dat zijn prestaties terug lopen, neigt naar harder te gaan trainen, terwijl misschien niet de trainingsbelasting, maar juist het tekort aan herstel daar debet aan is.
Bij dit alles zijn de trainingswetmatigheden van toepassing waarover we in ‘open water training & coaching nr 4’ hebben kunnen lezen.
’Wie topprestaties wil leveren, moet weten wat hem motiveert ’.