{informeren & kennis overdragen door Gerard Meurs}
‘Onder het begrip conditie of fitheid verstaan we de door fysieke en psychische factoren gekenmerkte toestand van lichamelijk prestatievermogen’. Het vermogen om lichamelijke prestaties te leveren is afhankelijk van een aantal grondeigenschappen [orgaan- en spierkracht alsmede door de wilskracht].
De daaruit vloeiende prestatievaardigheid en de prestatie-bereidheid kunnen als mate van getraindheid gelden. Zoals bekend maakt men verschil tussen algemene conditie of mate van getraindheid, dus de algemene basis voor alle takken van sport en specifieke conditie [bijvoorbeeld voor 25 km zwemmen]. Het doel van zowel de algemene als de specifieke conditie is steeds het verbeteren van motorische, coördinatieve en psychische eigenschappen en vaardigheden.
Onder motorische en coördinatieve eigenschappen en vaardigheden verstaan we hoofdzakelijk: kracht, uithoudingsvermogen, snelheid, lenigheid, evenwicht en behendigheid. Onder psychische eigenschappen in de sport verstaan we vooral: stemming, emotie, agressie, avectie, temperament, vitaliteit, wilskracht, zelfvertrouwen, motivatie, interesse, plezier, beleving van de prestatiedrang.
Algemene principes
De toestand van de conditie of de verbetering daarvan hangen hoofdzakelijk af van de bovengenoemde motorische en psychische eigenschappen. Zoals al het organische in de natuur, zijn ook deze eigenschappen gebonden aan bepaalde wetmatigheden. Wetenschapper ROUX (1915) heeft de volgende biologische principes samengevat:
Er bestaat dus een wetmatige samenhang tussen belasting door bewegingsprikkels en aanpassing van de menselijke organen, bijvoorbeeld hart-bloedsomloop of spieren.
M.a.w.: 1e alleen al voor het onderhouden van het organisme zijn bepaalde regelmatig terugkerende prikkels noodzakelijk/2e voor versterkte aanpassing of verhoging van de orgaankracht (conditie) zijn sterkere bewegingsprikkels (dus meer oefening) c.q. training noodzakelijk.
Zoals over het algemeen bekend treden er bij lichamelijke arbeid na bepaalde tijd vermoeidheidsverschijnselen op, die de prestatievaardigheid van het organisme kunnen verminderen. Na een bepaalde rustperiode herstelt zich dit, weliswaar zo dat, biochemisch gezien, niet alleen de verbruikte energie wordt aangevuld, maar dat daarnaast, dus na het herstelproces, het oorspronkelijke prestatieniveau verbeterd is. Er bestaat een zogenoemde overcompensatie, die uiteindelijk een beter resultaat mogelijk maakt.
Kort samengevat: de afwisselende belasting, bijvoorbeeld verhoging van de bloedcirculatie of de spiertraining en ontspanning(rustpauzen) heeft een conditionele verbetering tot resultaat.
Specifieke principes
Wanneer het gaat om een nauwgezette beschouwing van conditie, dan moeten we de motorische (fysiologische) vaardigheden nader analyseren. Vooral zijn de interessante uiteenzettingen over de gebieden motorische kracht, motorische uithoudingsvermogen en motorische snelheid. Wanneer men een lichamelijke sporthandeling uitvoert, wordt men bij optredende verschijnselen van vermoeidheid zich het eerst bewust van het tekort aan spierkracht, kortademigheid of soms snelheid. Op het gebied van conditie zijn er verschillende vormen van kracht, uithoudingsvermogen en snelheid, zodat ik op grond van haar verschijningsvormen deze vaardigheden, als eigenlijke pijlers waarop de conditie steunt, iets uitvoeriger wil belichten.
Motorische kracht
De menselijke kracht is die capaciteit waarmee hij een massa of zijn eigen lichaam kan bewegen of in het algemeen gezegd een weerstand buiten het lichaam kan overwinnen. We kunnen kracht onderscheiden in maximale kracht[de grootst mogelijke kracht van de mens], de duurkracht[het uithoudingsvermogen van de spieren tegen vermoeidheid bij langdurige krachtsinspanning] en de ‘Schnellkraft’ [de vorm van kracht die in zo kort mogelijke tijd werkt].
Uit anatomisch-fysiologisch oogpunt bezien is voor ons als sporter van belang, dat kracht in het algemeen van de volgende kenmerken afhankelijk is, te weten:
Op grond van deze gegevens kan door krachttraining en oefening de musculatuur, het menselijke spierenstelsel, verbeterd worden, vooral door vergroting van de dwarsdoorsnede van de spiervezels(dus niet de toename van het aantal vezels) en verhoging van de elasticiteit.
Bij het oefen- en trainingsproces moeten we echter vooral opletten,
Motorisch uithoudingsvermogen
Uithoudingsvermogen is in mijn optiek een motorische- en een karaktereigenschap en hoort tot de menselijke natuur. De kwaliteit ervan wordt bepaald door het hart en de bloedsomloop, stofwisseling, zenuwstelsel, door het samenstel van orgaan-, systeem- en bewegingscoördinatie en eventueel door psychische factoren. Daardoor hangt het uithoudingsvermogen in sterke mate af van het weerstandsvermogen tegen lichamelijke, sensorische en emotionele vermoeidheid. De vermoeidheid, dus het verminderen van het uithoudingsvermogen, komt hierin naar voren “dat het steeds moeilijker en tenslotte onmogelijk wordt de bezigheid met dezelfde intensiteit voort te zetten”.
In het eerste stadium kan de vermoeidheid door verhoogde inspanning gecompenseerd worden en kan de bezigheid met dezelfde intensiteit worden voortgezet(de vermoeidheid wordt gecompenseerd), in het volgende stadium vermindert de intensiteit van de bezigheid ondanks verhoogde inspanning (de vermoeidheid wordt niet gecompenseerd).
Uithoudingsvermogen is dus over het algemeen ‘het resultaat van verschillende aanpassingsprocessen op bepaalde eisen en belasting van het organisme’ èn kunnen vaak door een sterke motivatie en een sterke wil getrainde mensen tot verrassende uithoudingsresultaten brengen.
Het weerstandsvermogen van het organisme tegen vermoeidheid komt verschillend tot uiting wat duur en intensiteit betreft, zodat we onderscheid maken tussen algemeen en specifiek uithoudingsvermogen.
Het algemeen uithoudingsvermogen is de basis voor grote duurprestaties, waarbij veel zuurstof nodig is. Hart en bloedsomloop werken daarom aeroob, d.w.z. door training wordt een aanpassing bereikt met als doel een verhoogde zuurstofopname of anders gezegd: het zuurstofgebrek wordt nagenoeg gecompenseerd.
Het specifieke uithoudingsvermogen daarentegen verschilt van het algemeen uithoudingsvermogen door overwegend anaerobe werking, d.w.z. dat het in het lichaam optredende zuurstofgebrek (sprint-, snelheids- en duurkrachtoefeningen) niet wordt gecompenseerd. Aangezien bij deze vormen veelal met zuurstofschuld gewerkt wordt, tracht men in het trainingsproces een verlegging van het punt waarop zuurstofschuld optreedt te bereiken. Conditie-oefeningen met een hoge frequentie kort achter elkaar uitgevoerd dragen op dit gebied tot verbetering bij. Een ander wezenlijk kenmerk van een goed algemeen of specifiek uithoudingsvermogen is de duur van de rustpauze na een belasting, d.w.z. dat mensen met een goed uithoudingsvermogen een bezigheid niet alleen langere tijd kunnen volhouden, maar vooral dat ze zich na een inspanning relatief snel herstellen.
Motorische snelheid
Bij veel sporten speelt de snelheid een beslissende rol. De snelle start van een sprinter, de bliksemsnelle reactie van een doelverdediger of de snelle stoot van een bokser zijn duidelijke snelheidsvormen. Met betrekking tot het toepassen van snelheid is in de voorbeelden een wezenlijk onderscheid aanwezig. Voor alle drie varianten zijn nodig, een goed werkend zenuwstelsel, een goede rekbaarheid en elasticiteit van de spieren en de mogelijkheden om de spieren te ontspannen. Juist gekozen oefeningen zijn hiertoe een bijna ideaal trainingsmiddel.
Algemene en specifieke conditie
Terwijl de algemene conditie een veelzijdige, harmonisch ontwikkeling, stabilisering en verbetering van alle deelnemende menselijke organen en spiergroepen, inbegrepen de wilskwaliteiten tot doel heeft, gaat het bij de specifieke conditie om de vorming respectievelijk de prestatievaardigheid van bepaalde organen (hart, bloedsomloop, etc.) of van speciale spiergroepen (sprongkracht voor een verspringer).
Conditietraining moet derhalve steeds op een bepaald doel gericht zijn, t.w. oefeningen, programma’s, herhalingen, intensiteit en omvang moeten beslist doelgericht zijn.