Trainen van lange afstand wedstrijdzwemmen in open water 12

De energiestofwisseling!

{informeren  &  kennis overdragen door Gerard Meurs}

Basiskenniskennis van de energiestofwisseling draagt bij aan een beter begrip van de trainings- en voedingsleer. Marathonzwemmers die hun vetstofwisseling niet goed getraind hebben, kunnen na een flink aantal kilometers de ‘muur’ of de man met de ‘hamer’ verwachten. Het voordeel van ons lichaam ten opzichte van een auto bestaat eruit dat we behalve twee energiesystemen voor kortdurende, veerkrachtige prestaties [ATP & creatinefosfaat] nog twee ‘benzinetanks’ voor duursporten beschikken, t.w.:

  1. het vetdepot, een relatief lichte, maar reusachtige energievoorraad, die voor vele marathons voldoende zou zijn;
  2. de koolhydraten, waarvan voorraden in de zogeheten glycogeendepots in de lever en het spierstelsel slechts beperkt zijn opgeslagen.

Een super lange afstandszwemmer kan op glycogeen alleen ongeveer zo’n 1 tot 1,5 uur zwemmen. Omdat vetten in toereikende mate aanwezig zijn, worden ze zoals diesel als duurbrandstof bij geringe tot middelmatige intensiteiten gebruikt. Glycogeen daarentegen is ‘superkrachtstof’ die voor het gasgeven, dus in het bijzonder voor gemiddelde tot hoge intensiteiten, gereserveerd blijft. De glycogeenvoorraden bij personen die aan duursporten doen zijn met ongeveer het dubbele van die van gewone mensen. Lange afstandszwemmers moeten behalve over een grote glycogeentank ook over een goed getrainde vetstofwisseling beschikken. En dat wordt nogal eens verwaarloosd. Per verbruikte zuurstof leveren koolhydraten echter meer energie dan vetten. Dat is de reden waarom het lichaam bij een hoger tempo meer koolhydraten moet beschikken. Uit proteïnen[eiwitten] worden overwegend lichaamsstructuren opgebouwd. In het ongunstige geval dat de koolhydraten opraken, kan uit proteïnen ook glucose aangemaakt worden[gluconeogenese].

Vetstofwisseling

Vetreserves worden niet alleen opgeslagen in het onderhuidse weefsel en binnen in de buikholte. Vooral bij super langeafstandszwemmers zitten in de spiecellen lipidedruppels als beschikbare functionele vetten. De vetafbraak[lipolyse] vindt plaats door opsplitsing in glycerine en vetzuren, die met zuurstof in de krachtcentrales van de cellen, de zogeheten mitochondriën voor de energiewinning geoxideerd worden. Het lichaamseigen carnitine bevordert daarbij dat de vetzuren worden binnengeloodst in de mitochondriën. Bij belastingen die meerdere uren duren, kan de energiebehoefte grotendeels door de vetafbraak worden gedekt. Dat onderstreept het belang van de rustige duuropdracht [vetstofwisselingstraining] voor marathonzwemmers. Bij een sterke verzuring van de spieren, d.w.z. bloedlactaatwaarden van meer dan zeven millimol per liter als biochemische maateenheid, wordt de vetafbraak geremd. Helaas trainen veel sporters met als doel de marathon met een daarvoor volkomen ineffectieve belasting. Bij een hoge intensiteit verbruikt men weliswaar meer kilocalorieën, maar wel de verkeerde. Het gaat niet om de vetkussentjes, maar om de koolhydraten- voorraden, die later weer snel worden aangevuld. Trainen voor vetstofwisseling betekent langer en langzaam trainen!

Een rustige duurtraining ontwikkelt de basisduur. De energie wordt voor het grootste deel door de vetafbraak geleverd, terwijl bij een snelle intervaltraining de koolhydraten[glycolyse] domineert. Super lange afstandszwemmers die slecht voorbereid zijn of die tè snel beginnen, verbruiken tijdens het zwemmen hun glycogeendepot te vroeg. De vetstofwisseling wordt bij te weinig duurtrainingen of een te snel trainingstempo onvoldoende getraind.

Je bent wat je diepe, bezielende wens is! Zoals je WENS is, zal je WIL zijn, zoals je wil is, zullen je DADEN zijn, zoals je daden zijn, zal je LOT zijn!